Luukdekeijzer.reismee.nl

Op eigen benen in Kaikoura

Maandag 11 april

12.00 uur, aan een tafeltje langs de weg net buiten Kaikoura. Ik betwijfel of ik onder woorden kan brengen wat het eerste deel van de dag mij al heeft laten verwerken. Niemand om het mee te delen.

Twintig voor vier ging vanmorgen de wekker. Snel opfrissen en alles wat nog los ligt in de kleinste gaatjes proppen en naar het vliegveld. Ons afscheid van elkaar is vrolijk en warm. Een paar foto’s, een zwaai en nog een. Erik en Janneke gaan naar Australië, ik ga op weg naar Kaikoura. Ik heb geen walvistocht kunnen boeken. De boot van tien uur is vol, misschien die van 07.15? Het is ongeveer half vijf. Volgens Google Maps is het 180 km, 2 u 28 min rijden. Het is donker, de nacht was kort, al mijn zintuigen staan op scherp. In de streek rond Cheviot gaat het door de heuvels. Aan mijn rechterkant wordt het na lange tijd op een bepaald moment ietsje lichter, de dag komt eraan. Achter de heuvels vermoed ik de oceaan. Langzaam aan kan ik ze rondom mij onderscheiden en dan opeens is daar de oceaan direct naast mij. In flitsen zie ik het eerste licht op het water. Wonderlijk mooi. Een onbeschrijflijk gevoel houdt mij vast. Slechts met kleine hapjes kan ik het bewonderen. Nog een tiental km te gaan, het is kwart voor zeven en de naald van de benzinemeter daalt gestaag. Rustig blijven, concentreren. Vijf voor zeven, de afslag naar Kaikoura Village. Een boot is nergens te zien. Even vragen, toch nog gemist, snel hersteld, neem de rust om goed de borden te lezen. De I-site is op dit vroege uur natuurlijk nog dicht. Op een gebouwtje even verderop ontwaar ik ‘Whale Watch’. Nauwelijks iemand in de buurt, binnen brandt wel licht. Is er nog plaats op de eerste boot? Zo vroeg op de ochtend toch wel? De boot is al volgeboekt, of ik op de wachtlijst wil? Zeker! Lee, een vrolijk vriendelijke dame van mijn leeftijd achter de balie, is met mij begaan, wanneer ik haar over mijn begin van de dag vertel. Haar beide collega’s luisteren mee. Nog een Spaans stelletje laat zich op de wachtlijst zetten. Toch maar de hoge schoenen aangetrokken en de rugtas opgehaald. Met een te grote beker hete koffie zit ik op hete kolen. Zou het na zo’n enerverende rit?... Om half acht komt Lee tevoorschijn. Er is nog één plek over en die is voor that gentleman over there. Lee kijkt al even gelukkig als ik en we wensen elkaar een fijne dag toe. Ik kan wel huilen van blijdschap! Misschien ga ik vanmorgen walvissen zien. Na wat instructies gaat het met de bus naar de haven, naar een snelle panorama-catamaran. Het is prachtig weer, de zon schijnt fel, de oceaan is rustig. Althans, de eerste tien minuten. Algauw worden de golven wat hoger, het boegwater spat hoog op en de eerste zakjes komen tevoorschijn. Ik hou de ogen op de horizon gericht… Het is afwachten nu, maar algauw krijgen we twee walvissen bij elkaar in het oog. Met een ruime bocht ‘leggen we aan’ achter de kolossen. De vuilgrijze massa’s zwemmen grotendeels onder water, spuiten regelmatig hun fontein de lucht in, bekommeren zich niet om ons. Tien, twaalf minuten je vergapen en verwonderen. Dan kromt de eerste walvis zijn rug, zijn staart komt met een zwaai omhoog en weg duikt hij de diepte in. Een paar minuten later verdwijnt ook de tweede walvis met een even sierlijke zwaai onder het wateroppervlak. Zelfs de crew is opgetogen met dit succes: twee walvissen bij elkaar. Heel even is er de rug van een derde. De kapitein moet zelfs even flink op de rem om hem niet te overvaren. Nu is ie links, dan rechts, dan niets meer.

Op weg terug naar de haven ‘stranden’ we in een enorme groep dolfijnen. Ongelooflijk, wat een feestelijk spektakel!! Je weet niet waar je eerst kijken moet, ze zijn overal om de boot heen, zwemmen mee, er onderdoor, buitelen over mekaar heen, springen hoog op uit het water, halen de gekste kapriolen uit. Ons geluk kan niet op, het schouwspel lijkt eindeloos door te gaan. Bijna niet te beschrijven, overal om me heen glunderende gezichten. Uiteindelijk terug. Nog even voor een rots met een handjevol zeehonden stil liggen (…) en bij een andere met een kolonie aalscholvers, zoveel dat de rots nauwelijks is te zien.

Terug bij de balie heb ik aan beide duimen niet genoeg om te laten zien hoe ongelooflijk tevreden ik ben. ‘You’ve made me the happiest man of the day.’ zeg ik tegen Lee. ‘And I’m ging to make you even more happy.’ lacht ze. Ze komt achter de balie vandaan en grijnzend van oor tot oor krijg ik van haar een dikke knuffel! Mijn dag kan écht niet meer stuk. Op het verlaten keienstrand eet ik een paar boterhammen, terwijl het water langzaam naar mij toe omhoogkruipt. Nog een filmpje maken, een paar foto’s en op weg, tanken en op zoek naar dit tafeltje.

De rest van de dag geen gehaast meer. In Blenheim bij de Spark-vestiging blijkt een nieuwe simkaart nodig te zijn. Voor $NZ5 heb ik eindelijk een werkende telefoon met belminuten en internet. Je weet maar nooit, een oude man alleen op stap in een vreemd land… Nog wat boodschappen en op weg naar Picton. Onderweg had ik een aantal prachtige foto’s kunnen maken. Maar ja, geen uitstapplekjes en je zit alleen in de auto. Jammer. De rit verloopt verder prima. De Tombstone Backpackers is klein, netjes en gezellig, de bezoekers nogal op zichzelf, al zoeken blikken soms contact. Ik kook voor de eerste keer mijn eigen potje: zilvervliesrijst uit het ‘overlevingspakket’, een flinke portie diepvrieserwten, dito worteltjes en maïs met zoet-zure saus. Yoghurt nature na. Alsof Erik het heeft klaargemaakt!... Met een kop koffie begin ik aan een verhaal voor de site en skype ik lang met Erik en Janneke. Ik moet mijn dag aan hun kwijt. Het lukt bijna helemaal…

Christchurch in herhaling en Akaroa

Zaterdagochtend 9 april. We hebben niet zoveel haast om de warme schoot van onze superhost Judith and Graham achter te laten. We ontbijten samen met hen, proberen een ondertussen een onderkomen voor mij te vinden in Wellington. In stilte gieren de zenuwen door mijn keel, Erik en Janneke laten mij ‘ploeteren’, maar zijn constant stand-by. Graham heeft om tien uur een afspraak. We nemen hartelijk afscheid van hem, de aardappelen gaat hij uiteindelijk zelf wel rooien. Voor hem hoeven we nog niet weg. Even later pakken we toch onze spullen en nemen ook afscheid van Judith. Erik en Janneke hebben haar op de site van Airbnb tot ‘superhost’ benoemd. Helemaal terecht, bij deze mensen ben je vanaf het eerste moment gewoon thuis.

Ik rij zelf de hele weg terug naar Christchurch, op advies van Graham langs de Inland Route. Eerst naar Your Shout aan Linwood Avenue, om de hoppillen van Wilt te regelen. Geen probleem, maar we moeten ze wel zelf via het postkantoor laten opsturen. Voor $NZ18,96 gaan ze in een zakje en in circa tien werkdagen naar Harderwijk. Daar gaan we op drinken, Wilt! In de grote Eastgate Mall smikkelen we een broodje en sushi.

Om ons motel te bereiken, moeten we helemaal naar de andere kant van de stad. Ik kan Erik en Janneke een glimp laten opvangen van mijn vorige logeeradres Abbey Motor Lodge aan Bealey Avenue. Voelt een beetje vertrouwd. We treffen een heel nette kamer, een elektrische tweepitter halen we bij de receptie. De nieuwe prepaid sim card krijgen we niet aan de praat. Erik en Janneke vragen mij met het eten te beginnen. Zij gaan boodschappen doen en verrassen mij met een ‘overlevingspakket’. Heerlijke overrompeling die ik even moet verwerken…

’ s Avonds een kort rondje door Christchurch by night is weinig opwindend. Toch neemt Erik ruimschoots de tijd om een paar beste plaatjes te schieten. Een echte Japanner met statief komt als geroepen en later krijgt hij een taxichauffeur zover zijn auto even verderop te parkeren, zodat het Theatre Royal theatraal verlicht op de foto kan.

Het is laat geworden gisteravond: mijn dagboek bijwerken, Erik hun site, ik begin een verhaal voor de mijne. Mijn ogen branden. Vanmorgen, zondag, is het dus wat later geworden. Ontbijt met een gebakken eitje. Vanaf morgen moet ik als enige chauffeur van de auto geregistreerd staan. Erik weet het via de telefoon te regelen en bespaart ons een rit naar het vliegveld. Hij weet echt van aanpakken, Janneke trouwens ook! Bij thee en koffie nemen we hun tocht over het noordereiland door en krijg ik een wereld aan tips en informatie. Ik zal mijn al min of meer geprogrammeerde route moeten wijzigen en inkorten, teveel voor drie weken. Dan toch maar een maandje bijboeken?... De boottocht walvissen kijken van tien uur in Kaikoura is al volgeboekt. Misschien die van kwart over zeven?

We gaan vandaag naar Akaroa, een idyllische plaats aan een idyllisch meer. Nee, geen meer, het is een diepe inham van de oceaan. Wondermooi! De weg er naartoe draait en keert, klimt en daalt, biedt daardoor weergaloze uitzichten op het blauwe water. Nóg mooier wordt het wanneer we het laatste stuk langs de hoge scenic route rijden. Akaroa is ooit Frans gebied geweest, door de Maori’s destijds handig verpatst aan zowel de Engelsen als de Fransen. Straatnamen en uithangborden van winkels herinneren aan een Frans verleden. Heerlijk struinen langs het haventje. Het weer is prachtig, wel met een frisse wind. We lunchen in The Stables met nacho’s en wedges (Erik en Janneke) en een Stable salad (ik). Allemaal lekker. Nog even verder struinen, naar het vuurtorentje kijken en terug naar Christchurch, want de was moet binnen en uit de droger, gevouwen en ingepakt. Ondertussen probeer ik tevergeefs mijn simkaart aan de praat te laten krijgen en haal ik pizza. Erik en Janneke zijn niet ongerust geweest door mijn lange uitblijven… De kamer ligt boordevol allerlei, maar stelselmatig opruimen en inpakken tovert de chaos om in draagbare brokken. Douchen. De avond afsluiten met blauwe kaas en pesto zit er niet meer in. Morgenochtend om kwart voor vier gaat de wekker en vliegen Erik en Janneke naar Australië.

Geraldine, een warme schoot

Donderdag 7 april, Geraldine

Van Glenavy rijden we eerst terug naar Oamaru. Verrassend, dit stadje met een rijkdom aan klassieke gebouwen, meestal in victoriaanse stijl, de binnenkant vaak nog in originele staat bewaard. Wat ooit pakhuizen waren, lijken nu enorme overdekte rommelmarkten. En dan bedoel ik ook ‘rommel-markten’. Gesterkt door een lekkere pie lopen we verder, nog even naar de haven en de pinguïnkolonie, waar geen pinguïn te bekennen valt. Nog een boterham in Caroline’s Bay en door naar Geraldine.

Wat een schitterende woning op een schitterende plek! Via Airbnb logeren we bij Graham en Judith, vriendelijke mensen van mijn leeftijd, die pas sinds afgelopen januari kamers verhuren. Erik en Janneke krijgen een kamer met king-size bed, ik een iets kleinere versie. Terwijl Graham tv kijkt, maakt Erik het eten – aardappelstukjes en kip van de grill met een uitgebreid groentenpakket ernaast, weer smullen! - klaar in hun keuken en boeken Janneke en ik mijn onderkomen in Picton. Terwijl wij afwassen eet Graham een kom soep met toast, Judith is naar een avond in het dorp. Samen zoeken we het verblijf in Christchurch uit, voor Erik en Janneke het laatste in Nieuw-Zeeland. Dagboek bijwerken, site bijwerken. Althans, dat is de bedoeling, maar dat komt er niet meer van door de babbels van Graham, die inmiddels bij ons aan tafel is aangeschoven.

Vandaag vrijdag geen zeehonden of andere beestjes. We willen wandelen aan de voet van die 3754 m hoge kolos met eeuwige sneeuw op zijn kraag en hoofd, de voor ons bijna legendarische Mount Cook. Vanuit de helikopter was hij al een lust voor het oog, vandaag willen we hem van een andere kant inpakken. Alle toppen om ons heen blijken echter in de wolken verscholen, terwijl het hier beneden prachtig weer is. Het zal toch niet…? Zonder omwegen gaan we er naartoe. Hoewel, toch eerst nog een paar foto’s van Lake Tekapo. Zo mooi, ook al!

Aan de verre voet van Mount Cook worstelen we ons tussen de Chinezen door voor een wandeling door de Hooker Valley, die ons in anderhalf uur weer dichter bij onze reuzenvriend brengt. En oh wonder, er hangen nog nauwelijks een paar wolkensliertjes om zijn top. Vanuit allerlei hoeken en standjes stoppen we zijn schitterende schoonheid in onze foto- en filmdoosjes. Ons geluk kan niet op.

Onderweg terug weten we de spanning op nog een andere manier vast te houden, zelfs op te voeren. Ondanks het advies van Janneke vond Erik het niet nodig te tanken op de heenweg. Nu brandt het rode lampje al een poosje, het pingetje heeft al drie keer geklonken. Het navigatiesysteem zou ons gerust moeten stellen, maar toch… ‘Natuurlijk’ - sic Erik – halen we de pomp in Tekapo en ‘belonen’ we ons doorzettingsvermogen met wederom… een ijsje. Onder gitzwarte wolken rijden we verder naar Geraldine. Graham en Judith zijn naar het verjaardagsetentje van hun kleindochter Stella, die acht is geworden. Wij hebben het eten net op, wanneer zij er weer zijn. Graham is lichtelijk aangeschoten (… just a couple of beurs. ..) en zit lekker op de grappen- en grollentoer, knipoogt voortdurend naar ons drieën. Judith moet hem steeds weer een beetje bijsturen. We vertellen veel en lachen veel, trakteren op onze vertrouwde toast met blauwe kaas en pesto. Heerlijke mensen. Het wordt half twaalf.

Van de bruisende stad naar Glenavy, camping op het platteland

Woensdag 6 april

Mijn boek-in-tablet ligt alweer te springen wanneer ik de ogen open doe. Toegeven en koffie erbij, Erik en Janneke nemen alle tijd om wakker te worden. Voor de afwisseling is er vanmorgen toast met jam, pasta, kaas, een gebakken eitje…

Hoewel de auto met de boodschappen van gisteren erbij stampvol zit, weet Janneke nóg meer ruimte te vinden. We gaan vandaag naar Glenavy, maar eerst moeten we nog even de wereld (bijna) op zijn kop zien. Baldwin Street staat te Guinness boek als de steilste straat van de wereld. Aan de voet naar boven kijkend lijkt de top halen niet erg realistisch. Nochtans, hogerop wonen wél mensen, dus… Ons Peugeootje heeft er weinig moeite mee. Boven hebben we een lange babbel met een gewezen slachter, die het met deze wereld niet erg meer ziet zitten: arm wordt armer, rijk wordt rijker, huichelende politici die alleen voor zichzelf zorgen (‘they feather their own nest’), moslims, belastingen, het kan niet op. Toch schijnt de zon heerlijk warm… Hij geeft ons wél de tip Moeraki aan te doen. In eerste versnelling gierend en bijremmend gaan we Baldwin Street weer af en op weg.

Moeraki is een gouden tip. Op het strand vinden we de boulders , grote mysterieuze bollen. Ooit als klein bolletje begonnen zette zich steeds meer materiaal er op af, tot ze een paar meter doorsnee hadden. De ondergrond om hun ‘voeten’ werd weggespoeld en zo bleven ze op het strand liggen, sommige in stukken uiteengevallen. Voor menig would-be fotomodel zijn ze een niet-alledaags podium.

De andere kant van het strand doet ons versteld staan. Als we hier geen zeehonden gezien hebben, zullen we er nooit meer zien. Waar je ook kijkt, liggende, zwemmende, spelende zeehonden, een waar paradijs is dit voor deze gladbehaarde beestjes. Maar, nog geen pinguïns gespot. In de kijkhut krijgt een licht gebogen rug het moeilijk. Toch maar geduld oefenen, tot Janneke de eerste in de gaten krijgt. Vliegensvlug is het beestje overeind gekomen en het stukje strand opgelopen, waar hij met niet mis te verstane sneren van een verstoorde zeehond al snel naar een plekje hoger op de rots gedirigeerd wordt. Zijn gekwetste trots verhullend, gaat hij driftig veren glad strijken. Na nog veel meer geduld hebben we al met al een vijftal pinguïns het strand op zien komen en weer verdwijnen. Missie geslaagd.

Weinig later vinden we ons nieuwe onderkomen op een motorcamping in Glenavy, een 8 m2 cabine met drie bedden, twee stoelen en een koelkastje, heel knus als je maar niet met je kont gaat staan zwaaien… Een nette keuken en toiletten in een apart gebouw, alles te openen met code. Internet is zwak, toch met Jannekes hulp de overtocht voor mij met de Interislander naar Wellington kunnen boeken en onder een weer wakend oog van Erik de foto’s van de camera naar de tablet overgezet. Een toastje met blauwe kaas en pesto helpt ons op weg naar bed.

Terug naar de bewoonde wereld, Dunedin

In een ruk van de west- naar de oostkust, van Te Anau naar Dunedin, weer een grote stad. Ons hostel Major House is deze keer een groot herenhuis met veel gangetjes, oud maar wel knus. Een kamer met twaalf bedden, hijtjes en zijtjes door mekaar. Je raakt eraan gewend, niemand maakt zich ergens druk over, het regelt zich allemaal vanzelf. We hebben de tijd voor een rustige stadswandeling. Veel mooie, oude gebouwen, een universiteit waar je je helemaal in Oxford of Canterbury waant, puur Engelse sfeer. Gesterkt door een flinke portie lekkere sushi maken we onze wandeling af. Vanavond niet zelf koken, ik trakteer ons op een uit-eten. Hoofdzakelijk vis, een beetje pittiger dan verwacht, maar met een paar Mac’s Three Wolves erbij zwemmen vis en verwanten gladjes de gewenste kant op. Pas later ontdekken we dat een toetje er nog best bij had gekund…

Dinsdagochtend ben ik redelijk vroeg wakker, het is al wel licht. Douchen en lekker gaan zitten lezen. Een kop koffie erbij en wachten tot de rest van de wereld om mij heen ontwaakt. Ontbijtje smeren en op stap voor de hele dag. We rijden naar de uiterste punt van het Otago Peninsula, op zoek naar zeehonden, pinguïns en albatrossen. Bij het albatros center vinden we geen albatrossen op pinguïns, wel luieren en stoeiende zeehonden. Foto- en filmcamera hebben het weer druk. Na en snelle boterhamhap gaat het naar Victory Beach en de Pyramids. Een kort, steil klimmetje biedt ons vanop de top van de kleinste weer adembenemende uitzichten op de oceaan. Op het strand vinden we zeehonden en klimt Erik op de rotsen om spectaculaire foto’s van het aanrollende water te maken. Via een eindeloze grindweg komen we bij Allan’s Beach. Lang struinen, weinig zeehonden, geen pinguïns. Nog even naar de andere kant van het strand. Zo hé! Eer we het goed in de gaten hebben, stuiten we op zeeleeuwen, luierend in het zand. Filmen en foto’s maken op minder dan tien meter afstand. Maar wel de neus dichthouden. Mens, wat stinken die beesten, maar wat een belevenis weer!

Te Anau, Doubtful Sound en Milford

Naart te Anau.

Het mooie, kleine plaatsje aan het schitterende gelijknamige meer doet snel de van de rit wat houterig geworden kont vergeten. Bij de I-site boeken we, bij gebrek aan een tweedaagse cruise, een dagtocht door de fjorden. Het booking meisje laat er geen twijfel over bestaan dat Doubtful Sound veel mooier is dan het veel bekendere en wijdser gepromote Milford Sound. Een steak and kidney pie fungeert als late lunch en met 123 nz dollars aan boodschappen in talloze plastic tasjes moeten we het weer een paar dagen kunnen uitzingen in ons redelijk luxueuze studiootje.

De volgende dag is het een half uurtje rijden naar Manapouri, de startplek voor onze boottocht. Een tweerompige panoramaboot vaart ons onder een blauwe lucht over wijd water langs prachtige natuur en eilandjes. De captain weet ons de meest interessante dingen te vertellen over ‘zijn’ Doubtful Sound. Lang voordat wij een rimpeling in het water hebben gezien, heeft hij alweer dolfijnen of een paar pinguïns gespot. De boot mindert vaart en de dolfijnen komen ons even bekijken. Klik, klik, klik. Een bus brengt ons door een eeuwenoud berkenbos naar de subtropische begroeiing aan de andere kant van een bergrug, vanwaar een tweede boot ons naar de apotheose van de tocht brengt. Door machtige fjorden, omringd dor schitterende natuur, varen we richting de oceaan. De lucht is schitterend, het water wordt onstuimiger. We gaan stil liggen kijken naar een grote club zonnende zeehonden op een paar rotsen. We ronden de eilandjes en worden verrast door een cirkelende albatros. Langzaam gaat het terug door de fjorden. En dan dat moment. We varen een gesloten fjord binnen, de kapitein vraagt iedereen een plekje te zoeken, geen foto’s meer te maken, de motoren worden stilgelegd. Om ons heen de stille fjord, de schitterende subtropische natuur, een paar klaterende watervalletjes, af en toe de schreeuw van een vogel. Nauwelijks te bevatten. Ongelooflijk indrukwekkend, onvergetelijk.

De volgende dag – de klok is een uur teruggezet – rijden we naar Milford. Niet om ook daar de Sounds alsnog te zien, ‘gewoon’ om de mooie rit ernaartoe. Erik zei het vanmorgen al: hoe beschrijf je al dat moois, je blijft in herhaling vallen. Alles is ontzettend mooi: de subtropische begroeiing, de bergen, de lucht, het licht, de wolken. De hele omgeving is groot, groots en overweldigend. De delta van Milford is een oase van rust, geuren, water, bergen, fjorden, natuur, vogels, een witte reiger. Een plek om te blijven zitten, te mijmeren, te bewonderen, te genieten. Tijdens de 120 km lange terugtocht kan ik het allemaal rustig weer beleven.

Kinloch Lodge, Glenorchy

Gelukkig wekt een luidruchtige groep jonge Amerikanen ons vroeg genoeg, om mooi op tijd op weg te kunnen naar Glenorchy. Onder een stralend zonnige hemel doen we eerst Arrowtown aan, een voormalige nederzetting van goudzoekers. Het plaatsje is nog grotendeels authentiek, jammer van al het blik voor al die karakteristieke gevels. Even pauzeren in en parkje met een heerlijke koek van de befaamde Arrowtown Bakery, aanbevolen door Lonely Planet. Een bezoekje aan de jade-shop levert een paar mooie cadeautjes op voor de meisjes thuis. Nog even naar het Chinese Settlement, een reconstructie van de piepkleine stenen hutjes, waar destijds Chinese goudzoekers onder erbarmelijke omstandigheden moesten leven en werken.

Op naar het even verderop gelegen Queenstown, een mondaine toeristenplaats om een paar uur gezellig in rond te lopen, lekkere en grote porties sushi te proeven en om, voor Erik, een befaamde Fernburger te scoren. Het kost weliswaar ruim een half uur rijtje schuiven, maar een glunderend gezicht verraadt dat dit de moeite en het geduld meer dan waard is.

Een laatste, kort eindje moet ons naar de Kinloch Lodge in Glenorchy brengen. ‘Oh, that’s on the other side of the lake.’ vertelt ons desgevraagd een kalende cafébaas. (Omdat we op zijn terras niets ‘nuttigen’, verbeeld ik mij dat hij stilletjes loopt te grinniken). We moeten vijfentwintig kilometer verderop zijn, over een deels onverharde weg. De wielkasten hebben het af en toe wel te verduren. De aanblik van de lodge in Kinloch doet dit evenwel snel vergeten. Hij lijkt zo uit het sprookje van Hans en Grietje te komen. Met zijn prima ingerichte keuken doet hij ons snel de laatste flarden herinnering aan het schamele onderkomen in Fox Glacier vergeten.

Vanavond ben ik ‘einzelganger’. Erik en Janneke hebben een privékamer, zelf deel ik een kamer met een jong Duits stel en een eenzaat, die mij een idee geeft van hoe het er over een paar weken mogelijk voor mij uit gaat zien…

Ondanks zijn gesnurk lukt het slapen wonderwel goed. Vanmorgen echter zit de lucht weer grijzig dicht. Dat is een flinke tegenvaller, want Erik had graag naar Paradise gewild om foto’s te maken van en op één van de filmsets voor Lord of the Rings. Het wordt dan een flinke wandeling naar en langs Lake Sylvan. We kiezen voor de ‘tramway’, een pad dat aan een voormalige spoorbaan doet denken. Van anderen horen we later dat hier vroeger inderdaad een spoor heeft gelegen, waarover de goudzoekers kleine wagentjes voortduwden, om o.a. water aan te voeren naar hun delfplaatsen. Op meerdere plekken zijn langs het pad in het bos vallen uitgezet om oppossums en wezels te vangen. Die roven namelijk de eieren van allerlei vogels, die grotendeels op de grond leven en broeden. Na een late lunch zet ik onder het waakzaam oog van Erik en Janneke foto’s over van de camera naar de tablet. Terwijl ik ga schrijven, vermeien zij zich in de hottub. Nog nagloeiend als net gekookte kreeftjes, tovert Janneke deze keer een prima maal op tafel. Met koffie en een stukje chocola na werken we onze verhaaltjes bij.

Wanaka

Fox Glacier hebben we nu wel gezien, op naar Wanaka. Een rit door een steeds wisselend landschap, die bruusk onderbroken wordt bij een one lane bridge, waar een grote camper domweg een kleintje over het hoofd heeft gezien. De bestuurder hiervan heeft het duidelijk te kwaad, zijn rijdende onderkomen is total loss. Meer dan hem even hulp aanbieden kunnen we niet doen. Na een weer wondermooi uitzicht vanaf Knight’s viewpoint rijden we al gauw langs een enorm meer, Lake Hawea. Superlatieven van bewondering voor deze onbeschrijfelijk mooie omgeving schieten tekort. We hebben meerdere stops nodig om al dit moois vast te leggen en als niet-chauffeur kan ik mij er helemaal aan overgeven. Ruim later dan gepland komen we in Wanaka aan, een prachtig vakantieoord. We nemen onze intrek in een vijfpersoons cabin, eetgerei en beddengoed moeten we huren. De zon schijnt vol op ons terrasje en het eten is weer heerlijk. Je reinste vakantiegevoel.

De volgende ochtend haalt de zon ons uit bed. Net als vele anderen willen ook wij Rob Roy’s Peak veroveren, van 277 naar 1578 m boven NAP. Het is écht klimmen vanaf de start, nauwelijks een vlak stukje om op adem te komen. Het panorama vanaf de top is weer adembenemend. Op een plekje in de luwte smeert Janneke even later boterhammen, midden op het pad… Terug op de camping lekker douchen en wasgoed verzamelen. Met stokbroodje, brie, smeerkaas, worst en pesto lummelen we naar het avondeten, broccoli met een lekker lapje vlees. Vóór de avondklok nog snel de Tree of Wanaka gaan bekijken, een minuscuul boompje dat fotogeniek ín het meer groeit.